donderdag 12 augustus 2010

Eerst langzaam, dan snel. Of andersom?


Het inburgeren gaat snel. Elke dag leer ik wat woorden Deens erbij, die ik dan, als het zo uitkomt, uitprobeer op onschuldige Denen. Een van de voordelen van er niet-buitenlands uitzien, is dat je automatisch in het Deens wordt aangesproken. En als je dan iets semi-verstaanbaars terugbrabbelt, gaat het Deens gewoon door, totdat ik met de billen bloot moet omdat ik het echt niet meer versta, of totdat ik zoiets raars zeg dat mijn Deense gesprekspartner wel doorheeft dat hier een beginner staat.

Zo stond ik vandaag in de F¢tex. Dat is een soort Albert Heijn maar dan groter en met een uitgebreider assortiment. Verse gist wou ik hebben, ik wist zeker dat het er was, maar vind dat maar eens, in een zaak zo volgeladen. Gelukkig liep er een F¢tex-man los rond, dus die vroeg ik om 'går'. Hij keek me glazig aan. ' Yeast', probeerde ik in het Engels, maar dat leverde ook niet veel op. Toen maar mijn laatste bod gedaan: 'gær'? En ja hoor. Ik herinnerde me nog wel dat het een woord met een moeilijke Deense letter was – bijzonder hoe het brein met ezelsbruggetjes werkt. En grappig dat 'i går' gisteren betekent, en 'gær' gist. Vrolijk liepen we naar de koeling waar de blokjes gist met Maltezer kruisjes op hun bastjes lagen te wachten. En heel elegant bedankte de man mij omdat hij weer iets nieuws had geleerd.

Zo gezellig verloopt het inburgeren niet altijd. Begin deze week vond K. een joekel van een postzak op de oprit, met 'ons' adres erop. Hij bracht het ding snel in veiligheid, maar ja, wat nu? Openmaken, leek me, en een enorme stapel reclamefolders staarde ons aan. Niet voor hier, dus bracht Kees de zak weer terug naar de oprit, alwaar hij werd uitgeveterd door de postbode van dienst: ' Don't you ever do that again!', en we moesten als de donder onze namen op de brievenbus zetten, anders...

Nou moe.

Maar over het algemeen is inburgeren dus leuk. Wat me alleen tegenvalt, en dat had ik niet verwacht, is het Algemeen Verhuissyndroom: Alles Is Anders. Je wordt er enorm langzaam van – en ik ben al niet zo snel.

Stel je voor: ik ga op de fiets naar de stad. Moet ik een vestje mee? Welk vestje dan? Of een regenjas? Of allebei? Het weer in Aarhus kan ik nog niet helemaal lezen, het licht buiten en de temperatuur in huis zijn anders, ik moet mezelf in dat opzicht opnieuw kalibreren. En dat op de vroege morgen.

Volgende stap: portemonnee – waar ligt-ie? Sleutels – waar zijn die dan? Nog niet alles heeft z'n vaste plek gevonden namelijk. Tasje. Maar natuurlijk ook de tas die in mijn fietsmandje past (de onverwachte bonus van de nieuwe rode fiets, altijd leuk voor een tassofiel). Of toch ook maar de boodschappentas die ik aan m'n bagagedrager kan klemmen? Dilemma. Ach, ik neem ze gewoon allebei mee. Daadkracht!

Extra slot? Ligt dat in het mandje of in de tas? Gevonden. Dan kunnen we naar buiten. Huis op slot. Sleutels. O nee, helm vergeten. Sleutels (waar?), deur los, naar binnen. Ligt de helm in mijn kamer of bij de voordeur? Niet bij de voordeur, maar in mijn kamer. Tuurlijk.

Oké, wegwezen. Huis op slot, sleutels weg. Tuin uit, trappetje af, naar links of naar rechts? Ach, stadsplattegrond vergeten. Fiets op slot (nieuw, mooi, je weet maar nooit, zelfs in deze rustige buurt), helm af? Nee, ophouden, sleutels (die zaten toch in mijn broekzak? O nee, toch in mijn vestzak), naar binnen, waar ligt die kaart nou? Aha. Ach, nu ik toch binnen ben, dan toch ook maar de zonnebril mee. Maar waar ligt die?

Enzovoorts. Het is een wonder dat ik de deur uitkom, dezer dagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten