Niet als deelnemer, al word ik wel hier en daar 'zeilmeisje' genoemd vanwege mijn nieuwe hobby. Havensnol zou iets meer op z'n plaats zijn. Of viswijf.
Maar ik dwaal af.
Bij dit zeilevenement pak ik mijn oude stiel als secretaresse weer even op en help ik de Racing Office (wedstrijdkantoor) met allemaal administratieve hand- en spandiensten, zoals ik dat begin juni deed. Daar schreef ik het volgende stukje over (in Nederlands, Engels en Deens)
Klaar voor de start? |
Zeilen – wat mij betreft het verhaal
van de steile leercurve. In april een jaar te vroeg een boot gekocht,
en vorige week geholpen in de Racing Office van een zeilkampioenschap
– het Europees kampioenschap in de Solingklasse. Dit terwijl ik de
woensdag ervoor voor het eerst in een regatta had meegezeild. Als
ballast.
Kortom, als iemand onbevangen en als
een volledige buitenstaander tegen zeilwedstrijden aankijkt, dan ben
ik het wel. Nog wel, want ik moet bekennen dat ik de smaak van
regattazeilen wel te pakken heb gekregen – de snelheid, de chaos,
de techniek. En de mensen: jong en oud die geconcentreerd, soms
verbeten, zeilen.Of op een andere manier hun steentje bijdragen aan
de een zeilwedstrijd: de mannen en vrouwen van de vlaggen, de
pendelbootjes en de barbecue. Maar dat zeg ik nu, aan het eind van
het kampioenschap. Op maandag 10 juni had ik nog nauwelijks een
mening over regattazeilen, behalve dat ik me zorgen maakte over het
gedoe met de vlaggetjes: zou ik dat wel allemaal onthouden?
Het eerste wat me opviel was: wat
moeten die grote mannen in die kleine bootjes? Ik vroeg het de
voorzitter van de Solingklasse, Johan Offermans (als ik op een stoel
sta kunnen we elkaar bijna recht in de ogen zien, zo groot dus), maar
die ontweek de vraag handig door te zeggen dat-ie ook een grote boot
had. Ja ja. Ludwig Beurle, Yann Neergaard, Roman Koch. Geen schriele
ventjes. Het waren trouwens ook allemaal mannen die zeilden, op één
vrouw, Susanne Kuchta, na.
Het tweede wat me opviel was de chaos
en opspelende temperamentjes voor de start, en de (relatieve) rust
daarna. Op wat gedonderjaag na bij de wendpunten op de wedstrijdbaan
.
Het derde: wat me opviel: het weer. Als
leek denk je er niet zo over na, maar om te zeilen heb je wind nodig.
Maar die is er niet altijd. Of er is teveel van. Of de wind waait
niet constant uit dezelfde hoek, maar springt rond. Voor en tijdens
de wedstrijd houdt de wedstrijdleider (Principal Racing Officer, in
dit geval Thomas Jørgensen) dat met hulp van anderen nauwlettend in
de gaten, en zo kan het gebeuren dat de racebaan tijdens de race
wordt verlegd. Reden daarvoor is dat de wind de hele wedstrijd door
uit dezelfde hoek moet waaien, anders is het oneerlijk, en het
prettige is dat dat op het water redelijk gemakkelijk kan. Je verlegt
gewoon even een paar boeien, en klaar. Zoiets zouden ze in de Tour de
France niet moeten proberen. Maar daar verandert de Alpe d'Huez ook
niet zo veel.
Geen wind is vreselijk. Dinsdag was er
te weinig wind, en ik heb nog nooit zoveel mannen bij elkaar zich
zien vervelen. Aan het eind van de middag ontsnapten er een paar
bootjes om dan maar iets leuks voor zichzelf op het water te gaan
doen bij het zuchtje wind dat langs Kaløvig waaide.
Het vierde wat me opviel is dat
verenigingen in wezen overal hetzelfde zijn. Goed, in Nederland zul
je niet gauw in een vergadering met alleen maar mannen schaaltjes met
gummibeertjes en ander snoep op tafel zien staan als begeleiding van
de onvermijdelijke koffie. Bij Kaløvig Bådelaug dus wel. Maar de
inzet, van vroeg tot laat, en de lol, de plagerijtjes, het gezeik (af
en toe) en de generositeit over en weer is hetzelfde. Breedtesport is
'hyggelig'! (= gezellig) – en de broedstoof voor professionele
sporters.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten